Doel 4: Wonen

Een toename van het aantal goede en betaalbare huurwoningen met 150.000 eenheden, waarvan minstens de helft sociale woningen zijn.

Een behoorlijke huisvesting is een grondrecht (art 23 Belgische Grondwet). De schendingen van dit basisrecht, zeg maar het woonprobleem, is in hoofdzaak een huurprobleem. Zowel de private als de sociale huurmarkt zijn verantwoordelijk voor goede en betaalbare huurwoningen. De Vlaamse Wooncode omschrijft op een terechte wijze “behoorlijke huisvesting”. Want “behoorlijke huisvesting” is essentieel om volwaardig te kunnen leven. Huisvesting is beschutting tegen wind, regen, koude (en soms warmte). Maar huisvesting is ook nodig om te kunnen rusten na het werk, studeren, genezen, vrienden te ontvangen, enzovoort. Een goede woning is een voorwaarde voor een goede omgeving. Een woning is een voorwaarde voor het “goede leven” en tegelijkertijd een teken van rijkdom of armoede.

Hoe zit het nu met de woonsituatie?

Decenniumdoelen 2017 heeft dit decenniumdoel geformuleerd op basis van 4 tendensen: de huurmarkt raakt niet afgekoeld, de woonlast voor huurders weegt loodzwaar, de sociale woonmarkt heeft te kampen met meervoudige problemen en dit alles heeft geleid tot een diepe wooncrisis met onmenselijke toestanden. Wonen is een grondrecht. Maar er is duidelijk werk aan de winkel.

1. Huurders versus eigenaars

De Vlaamse huisvestingssituatie is de laatste decennia sterk veranderd. Begin jaren ’70 waren er nog een 40% huurders, vandaag is het aandeel huurders gedaald tot minder dan 25%. Zowel het federaal als het Vlaamse woonbeleid hebben steeds nadruk gelegd op het verwerven van een eigen woning en dit ook sterk fiscaal aangemoedigd met een jaarlijkse fiscale korting van zowat € 2,5 miljard. Dit is een sterke stimulans om eigendomsverwerving te promoten. Woonzekerheid en een appeltje voor de dorst zijn twee belangrijke argumenten voor de overheid voor deze promotie. Ook mensen die in armoede leven onderschrijven deze redenen en willen kost wat kost een woning verwerven. Iedereen die kan, probeert een woning te kopen. Het aantal hypothecaire kredieten stijgt jaar na jaar.
Dit beleid heeft de huisvestingsmarkt volledig veranderd.

De huurderpopulatie is sinds de jaren ’70 grondig gewijzigd. Eigenaars en huurders verschillen steeds meer van elkaar. Huurders zijn vandaag veel meer mensen uit huishoudens met een laag inkomen en een lagere opleiding dan de eigenaars.

2. Stijgende huurprijzen

Het stijgende aantal eigenaars heeft gevolgen voor de woningmarkt. Door een sterke fiscale aanmoediging voor eigendomsverwerving worden mensen aangespoord om zo veel mogelijk te kopen. Ook minder goede woningen worden aangekocht en gerenoveerd. Gevolg: een sterk ingekrompen huurmarkt. Een recent onderzoek van 2005 toont aan dat het aantal slechte woningen nog schommelt rond de 200.000 woningen. Deze ‘verbetering’ verbergt echter een sterk krimpende private huurmarkt. Een krimpende huurmarkt heeft één gevolg: een sterk stijgende huurprijs. De vraag naar een blokkeren van de huurprijzen is dan ook een logische verzuchting. Een logische verzuchting, maar daarom geen structureel antwoord. Een stabilisering van de huurprijzen kan enkel door een forse investering in meer huurwoningen gekoppeld aan een aangepast reguleringskader.

In tegenstelling tot de eigenaar moet de huurder steeds meer van zijn inkomen besteden aan het huren. Op de private huurmarkt is de woonlast zelfs nog veel feller gestegen. Die algemene stijging van de woonlast voor huurders valt in elke gemeente te noteren, in steden als Brussel is die het hoogst.

3. Sociaal wonen

De sociale huurmarkt is mee geëvolueerd naar een noodsituatie. Waar begin jaren ‘90 de sociale huisvesting huishoudens uit zowel de laagste inkomensklassen als de middelste inkomensklassen herbergden, is dit vandaag volledig veranderd. Vandaag moet de sociale huisvesting andere doelgroepen opvangen: langdurige werklozen, mensen met een handicap, daklozen, vluchtelingen en mensen van vreemde herkomst.

De verkleuring van de sociale huisvesting in stedelijke gebieden is sprekend: dubbel zoveel mensen van Marokkaanse of Turkse herkomst als mensen van Belgische afkomst, huren een sociale woning.

Ook de sociale huurmarkt is onderhevig aan prijsstijgingen. De Vlaamse sociale huisvestingsmaatschappijen hebben de voorbije jaren hun financies gesaneerd. Iedereen heeft zijn steentje bijgedragen, ook de huurders. De huurprijs zou met 9% gestegen zijn. Met als gevolg dat sommige sociale huisvestingsmaatschappijen pleiten voor huursubsidies voor hun publiek. De sociale huren zijn voor sommige doelgroepen immers te hoog.

En ten slotte stellen we vast dat de sociale huurmarkt groeit maar de stijgende vraag en de afname van de private huurmarkt niet kan volgen. De wachtlijst voor sociale woningen blijft dus aangroeien.

4. Marginale woonvormen

In toenemende mate moeten mensen met een heel laag inkomen zich noodgedwongen vestigen in marginale woonvormen zoals caravans of kamers. Over het aantal heerst er grote onduidelijkheid. Daarbuiten bestaan er nog heel wat vormen van woonvormen die strafrechterlijk vervolgbaar zijn zoals het verhuren van schuren, loodsen en/of matrassenverhuur. Vooral mensen zonder papieren zijn hiervan het slachtoffer.

Het aantal slechte woningen mag dan flink verminderd zijn, de problemen blijven geconcentreerd in de minder aantrekkelijke wijken en buurten van steden met veel Marokkaanse, Turkse of andere gekleurde inwoners.