Wanneer we het hebben over armoede dan gebruiken we meestal cijfers voor België, Vlaanderen of Europa. Op deze manier wordt armoede soms ook abstract: het gaat dan over gemiddelden…
Maar armoede is concreet. Het gaat over mensen, gezinnen, kinderen die in of nabij armoede leven. Het gaat over mensen die dagelijks proberen te overleven. En allemaal leven ze in steden en gemeenten. Armoede wordt dus concreter wanneer we afstappen van het grote Vlaamse of Belgische verhaal. Armoede krijgt een gezicht als we afdalen.
33 lokale armoedebarometers geven een beeld van wat armoede betekent voor de gemeenten en welke hun uitdagingen zijn. Voor de selectie van deze 33 gemeenten gebruikten we twee criteria: het zijn gemeenten waar de kinderarmoedecijfers boven de 10% liggen én waar er een actieve groep rond armoede aanwezig is. Met de barometer in de hand kunnen deze actieve groepen het lokaal beleid vervolgens opvolgen.
De lokale armoedebarometer geeft een beperkt beeld van het beleid van de gemeente. De cijfers zeggen niet altijd iets over de resultaten van het gemeentelijk beleid. Ze verduidelijken wel hoe erg de armoedesituatie is in een bepaalde gemeente.
De resultaten zijn frappant. De Vlaamse of federale gemiddelden verbergen soms de diepte en omvang van de armoede:
- 11 gemeenten hebben meer dan 20% kinderarmoede, en er is zelfs een gemeente met meer dan 38% kinderarmoede; 8 gemeenten hebben meer dan 15% kinderarmoede; de andere 13 gemeenten zitten boven de 10%.
De kinderarmoede is voor de meeste gemeenten pas sinds 2011 boven de 10% gestegen. De economische crisis van 2008 wordt zo concreet in deze gemeenten; - Het aantal personen met een leefloon is vooral het laatste jaar gestegen; federale maatregelen betekenen voor gemeenten extra zorgen. Voor verschillende gemeenten betekent dit een breuk met de voorbije jaren;
- In 16 gemeenten blijven de werkloosheidscijfers nagenoeg gelijk of zijn ze licht dalend. In 13 gemeenten volgen ze de Vlaamse dalende evolutie. Enkel in 4 gemeenten dalen ze merkbaar. We vinden zelfs 2 gemeenten (o.a. Zelzate) waar de werkloosheid stijgt;
- De OnderwijskansarmoedeIndex voor het secundair onderwijs stijgt in 19 gemeenten en blijft stabiel in 4. In 10 gemeenten daalt ze;
- In 1 op 4 gemeenten gaat het sociaal woonpatrimonium er op achteruit: er zijn minder sociale woningen dan 10 jaar geleden. In 1 op 3 gemeenten zijn er amper sociale woningen bijgekomen en 16 gemeenten hebben het sociaal objectief nog niet bereikt!
- De cijfers voor energiearmoede zijn niet rooskleurig. In 2 op 3 gemeenten stijgt of blijft de energiearmoede gelijk. Enkel in 9 gemeenten daalt het aantal huishoudens met een budgetmeter.
Meer dan een oranje knipperlicht
De evolutie van sociale woningen is een goede indicator voor het gemeentelijke sociaal beleid. En deze indicator knippert oranje. Het is immers onbegrijpelijk dat gemeenten niet investeren in sociale woningen of hun sociaal patrimonium zelfs afbouwen. Niet investeren in sociale woningen is mensen naar de dure private markt duwen. Met meer armoede tot gevolg.
Gelukkig zijn er ook nog gemeenten die willen investeren in sociale woningen. Daarom oranje.
Ook oranje bij de andere indicatoren: energiearmoede stijgt, de kinderarmoede stijgt, de OnderwijsKansarmoedeIindex stijgt, het aantal aanvragen voor een leefloon stijgt, … Oranje omdat heel wat gemeenten te weinig doen.
Oranje omdat heel wat gemeenten toch proberen een sociaal beleid te ontwikkelen, binnen hun mogelijkheden en binnen de Vlaamse en federale contouren.
Vlaanderen en federaal zijn verantwoordelijk voor de omvang en diepte van de lokale armoede. Hun beleidskeuzes op vlak van werkloosheid, bijstand, energie, wonen, inburgering en vluchtelingen worden concreet in elke gemeente. Daar regeren geen gemiddelden, maar mensen met vragen en noden, mensen in of nabij armoede. Daar regeren hulpvragen en soms onmacht omdat er opnieuw geen woning gevonden wordt op de schaarse woningmarkt.
De stijgende energiearmoede is het teken aan de wand: terwijl de federale regering haar verantwoordelijkheid afschuift, stuurt ze mensen in of nabij armoede de komende maanden in het donker en in de kou.
Dit knipperlicht staat al lang op rood.
De lokale armoedebarometers geven een beeld van 1 op 10 gemeenten. In de andere gemeenten ligt de kinderarmoede beduidend lager. Hun verantwoordelijkheid voor een sociaal beleid is echter even groot. Zij kunnen immers de gemeenten met hoge(re) armoedecijfers steunen: hun woonbeleid bepaalt of zij mensen in of nabij armoede een kans geven; hun onderwijsbeleid bepaalt of jongeren met bijvoorbeeld een migratieachtergrond welkom zijn; hun sociaal beleid bepaalt of mensen in of nabij armoede hulp komen vragen; …
Het is onbegrijpelijk dat gemeenten deze verantwoordelijkheid niet opnemen, dat ze armoede niet solidair samen bestrijden. Ook hier staat het knipperlicht op rood.
Concreet armoedebeleid in de bestuursakkoorden
De lokale armoedebarometers zetten de verantwoordelijkheden op scherp: gemeenten hebben de opdracht om binnen hun bevoegdheden het welzijn van alle bewoners te realiseren; Vlaanderen en de federale overheid zorgen voor de middelen, instrumenten of de contouren van het gemeentelijk armoedebestrijdingsbeleid; en elke gemeente is mede verantwoordelijk voor de armoedecijfers van de naburige gemeente.
De lokale armoedebarometers maken duidelijk dat armoede meer is dan een zoveelste agendapunt. Armoedebestrijdingsbeleid vraagt een totaal beleid, op alle domeinen. Het behelst ook alle bewoners, want iedereen heeft baat bij een goed sociaal beleid. Armoede moet bijgevolg een prioriteit worden in de komende bestuursakkoorden.
Gemeenten kunnen immers een armoedebestrijdingsbeleid voeren: met de armoedetoets, een sociaal woonbeleid, toegankelijke scholen, voldoende kinderopvang, een inclusief leefloonbeleid, een outreachende werking, een sociaal energiebeleid, samenwerking met armoedeorganisaties, middenveld en welzijnsactoren, diensten waar ze echt nodig zijn, samen met andere gemeenten werk maken van sociale economie, …
Dit zijn de elementen die in de bestuursakkoorden terecht moeten komen.